Ligt het aan de nogal grijze maanden januari en februari, aan de voortdurende stroom van berichten van een falende overheid of aan een verlangen van een leven zonder corona of aan dit alles, dat het me soms te moede wordt. Dat lijkt niet bij iedereen het geval want we worden overstelpt met ambitieuze plannen. Kijk maar naar het coalitieakkoord (nog niet droog of de eerste tegenvallers moeten worden gemeld), maar ook naar alle partijprogramma’s voor de komende gemeenteraadsvergaderingen. Ook de Agenda 2022-2026 van het College van Rijksadviseurs voelt als de goede voornemens die iedereen maakt aan het begin van een kalenderjaar. Ambities spatten eraf waardoor we echt stappen gaan zetten in de richting van het oplossen van wereldproblemen, zoals het klimaat, of lokale problemen zoals woningnood. En toch kunnen deze me niet opbeuren. Ik heb de buik vol van ambities en plannen. Schrijven kunnen we, dat hebben we de afgelopen decennia bewezen. De grote vraag is: hoe komen we in de ‘doe’stand? Wanneer gaan we resultaten boeken en kunnen we de maatschappelijke impact meten van de dingen die wij doen? Het is duidelijk: het ongeduld van de jeugd is mij nu ook onder de huid gekropen.
Jarenlang ben ik zelf onderdeel geweest van de machine om vastgoed te produceren. Al geruime tijd ging mijn belangstelling uit om met het bestaande vastgoed te werken. Geholpen door de vastgoedcrisis pakte de markt dit ook op. Maar de belangstelling voor de renovaties en herbestemming lijkt tanende en innovaties blijven achter. De NRP Gulden Feniks is daarvoor een interessante graadmeter. Dit jaar 54 inzendingen en 8 nominaties. Maar ook in het juryrapport lees ik dat de mate van innovatie en vernieuwing niet bemoedigend is. Gelukkig is er daarnaast nog de NRP Masterprijs met 12 inzendingen. Gezien het feit dat studenten echt hebben geleden onder de coronamaatregelen een mooie oogst. Hier zien we dat de aandacht voor duurzaamheid en de circulaire economie een vanzelfsprekendheid is en in de breedte een plek krijgt. Zowel in bouwmethodiek en technologie als in processen en de financiële kant. Hoe snel kan de markt dit oppakken? Als je de inzenders vraagt wat de partijen doen met hun masterstudie – denk aan de gemeenten, corporaties, eigenaars van het project waar ze aan hebben gewerkt – dan is dat nog niet veel. Zelfs de week van de circulaire economie kan mijn gemoed niet verbeteren. De vraag die door mijn hoofd blijft spoken, is waarom dan wel al die ambities opschrijven en niet de kansen omarmen? Want we weten allemaal dat het moet.
Wat maar blijft rondzingen, is dat we een miljoen woningen erbij moeten bouwen. Wanneer houden we hiermee op? Wonen is namelijk geen product dat zich alleen in aantallen laat vertalen. Er is een grote vraag naar passende woonplekken en -omgevingen. En er is veel ruimte beschikbaar, nu en in de toekomst, in de bestaande bebouwde omgeving. Dit kun je lezen in het verfrissende onderzoek van KAW met de passende titel Ruimte Zat. Wat centraal zou moeten staan is de volgende vraag: zijn de huidige partijen in de woningmarkt in staat om de vraag om te zetten naar passende antwoorden en zijn we bereid naar wegen te bewandelen om tempo te maken? Als ik door die bril kijk naar de akkoorden, agenda’s en programma’s, dan vind ik weinig haakjes. Veel voorstellen hebben een enorme incubatietijd (bijvoorbeeld de roep om meer regie van het Rijk) of hopen op een systeemverandering die alleen met een revolutie tot stand komt. Het draait eigenlijk om lef, om moed. Zodat we niet moedeloos worden maar in actie komen.